Wel of niet promoveren?

Ook bij de districtsfinale Bandstoten 2e klasse ontstond weer discussie over de regels rond verplichte promotie, vandaar deze toelichting. Bij invoeren van het intervalsysteem was de gedachte dat verplichte promotie niet meer nodig zou zijn, omdat te sterke spelers automatisch in de volgende ronde meer caramboles zouden moeten maken. In de praktijk bleek het toch tot scheve situaties te leiden als spelers duidelijk in een te lage klasse waren ingedeeld. Dat leidde dan tot onwenselijk grote verschillen in het aantal te maken caramboles. Om die reden is de verplichte promotie heringevoerd, met dien verstande dat voor alle spelsoorten een speling geldt van 20% voor spelers met een officieel moyenne (was vroeger 10% voor bandstoten en driebanden). Voor de duidelijkheid staat hieronder de letterlijke tekst uit het WRPK (Wedstrijd Reglement Persoonlijke Kampioenschappen), ook te vinden op de website van de KNBB (zie sectie Carambole onder Organisatie – Reglementen).

Nog even een toelichting: het “eerste onderdeel” van een PK is meestal een voorwedstrijd, maar soms ook een directe finale. Na voorwedstrijden heeft een speler altijd een officieel moyenne en is ook niet meer verplicht te promoveren, hoe hoog zijn moyenne ook is. Hij/zij zou nog wel op verzoek kunnen promoveren, maar na de districtsfinale is meestal geen mogelijkheid meer om hetzelfde seizoen in de hogere klasse in te stappen.

Het nieuwe programma Livescore vermeldt bij de uitslagen in voorkomende gevallen “N” (Niet-officieel moyenne), “O” (Officieel moyenne), “DP”(Directe Promotie), “UP” (Uitgestelde promotie), “HD” (Halve Degradatie) of “D” (Degradatie). Deze codes zijn gebaseerd op het algemeen moyenne, dat is het in dat PK-onderdeel werkelijk gespeelde moyenne. Het programma gaat er daarbij vanuit dat het betreffende onderdeel het eerste en enige onderdeel is. En, zoals gezegd, is een districtsfinale meestal niet het eerste onderdeel. En ook niet het enige onderdeel, want daarna volgen nog de gewestelijke finale en het NK. Of een speler werkelijk promoveert of degradeert, hangt af van zijn aanvangsmoyenne voor het volgende seizoen. Dat wordt aan het einde van het seizoen bepaald door voor elke speler het gemiddelde te berekenen van de algemene moyennes van alle PK-onderdelen die die speler dat seizoen gespeeld heeft. Dat zijn er maximaal 4: voorwedstrijden, districtsfinale, gewestelijke finale en het NK. En mocht die speler in dezelfde spelsoort ook competitie gespeeld hebben en daar op een hoger gemiddelde geëindigd zijn, dan geldt het competitiegemiddelde als aanvangsmoyenne. Ook die regels zijn allemaal terug te vinden in het WRPK. De codes van Livescore zijn daardoor louter een indicatie en geven, behalve in de voorrondes, geen zekerheid of iemand daadwerkelijk verplicht direct moet promoveren. Overigens bestaat halve degradatie alleen nog maar bij enkele van de hogere (nationale) spelsoorten.

Vechtersbazen

Ik was er niet bij afgelopen weekend toen de districtsfinale bandstoten 2e klasse bij De Burgemeester werd gespeeld, maar wat ik ervan hoorde was het een flink gevecht. Zo was Pons van Roekel (Ons Tehuis) na de eerste dag de een na laatste, maar wist zich op de tweede dag naar plaats twee te knokken. Kees Verwoert (Ons Tehuis), eerder geklopt door zijn clubmaat Kees van Alfen die toen ‘n uitstekende partij speelde maar verder geen potten kon breken en als hekkensluiter eindigde, beukte verder alle andere spelers van tafel en eindigde met een moyenne van ruim 1,8 als de nieuwe kampioen in deze klasse. Paul Maas (Atlantis) veroverde de 3e plaats, dankzij een moyenne-percentage van bijna 120% (!) net vóór zijn clubgenoot Henk de Pender. Het trio hieronder (met dank aan Martin van Arnhem voor de foto’s, zie ook de fotogalerij) gaat zich in de gewestelijke finale van 24 t/m 26 maart bij De Oude Grens meten met de kampioenen uit de andere districten. Succes!

Driebanden-groot spannend tot de laatste stoot

De districtsfinale Driebanden-groot 1e klasse, gespeeld op 21 en 22 januari bij Mike’s Snooker&Billiards, kende een merkwaardig scoreverloop. Dat na de eerst ronde drie spelers op 2 matchpunten stonden en drie op nul is bijna – behalve bij remise – vaste prik. Dat na de derde ronde drie spelers op 4 matchpunten stonden en drie op 2 is al heel wat zeldzamer. In de 4e ronde waren er maar liefst vier spelers die op 4 matchpunten stonden en die alle vier nog kans maakten om zich te plaatsen voor het gewest. Vervolgens eindigde de finale met drie spelers op 6 matchpunten en drie op 4. Dat is toch wel uitzonderlijk…

Vooral in de allerlaatste partij – Johan van Noord (De Pomerans) tegen Bertus van den Dikkenberg (Carambole) – was het heel spannend. De partij liep al dik richting beurtenlimiet toen Johan qua carambole-percentage op een neuslengte voorsprong kwam. In de voorlaatste beurt maakte Bertus één carambole en nam daarmee de voorsprong over. In de nabeurt zou, als hij de acquit zou maken, Johan weer een hoger carambole-percentage hebben. De spanning stond erop! De acquit ging mis, maar door een klosje met rood weer bijna raak. Dat kostte Johan de bronzen medaille en een plaatsje in de gewestelijke finale.

Het moge uit het scoreverloop duidelijk zijn dat de verschillen klein waren en dat het vaak van het momentum afhing of iemand won of verloor. Zo maakte Bertus in zijn eerste partij een serie van 8 (!) , maar verloor wel de partij. En zo maakte Piet van Beest (De Pomerans) in de 4e ronde 6 caramboles in 6 beurten, de 7e carambole in de 10e beurt – nog steeds een respectabel moyenne – en vervolgens 3 caramboles in 42 beurten…

Hieronder de drie medaillewinnaars waarbij op moyennepercentage het brons naar Gerrit van den Berg (Carambole) ging, het zilver naar zijn clubgenoot Bertus en het goud naar Ton Stijnman (BV Mike’s), zie foto hieronder.